
Bioloog Marco Roos, sinds zijn pensionering gastmedewerker van Naturalis, nam ons weer mee op de jaarlijkse stinzenwandeling. De bloei van stinzen beperkt zich niet tot het (vroege) voorjaar maar begint al in de winter met de sneeuwklokjes, krokussen en winterakonieten en gaat tot ver in de zomer door. Het loont dus de moeite om vaker naar een van de ruim 100 stinzensoorten op zoek te gaan.
Het is niet eenvoudig te bepalen wat precies een stinzenplant is. De naam komt van het Friese stins (steen) waarmee een landgoed of buitenplaats werd bedoeld waarvan de eigenaren het zich konden veroorloven om puur voor de sier bloemen te planten. Dit in tegenstelling tot het planten van gewassen die voor consumptie bedoeld waren. De stinzen komen oorspronkelijk van over de hele wereld, soms bewust ingevoerd, soms per ongeluk meegevoerd met lading op schepen. Het zijn knol-, bol- en wortelgewassen in allerlei kleuren en maten. Wat ze vooral gemeen hebben is dat ze zich verspreid hebben en aangepast aan de omstandigheden in ons land. Ze zijn bovendien van groot belang geworden voor de biodiversiteit omdat veel ervan vroege bloeiers zijn en ze, van het piepkleine bodembedekkende klimopereprijs (veronica) tot de vernuftige varianten van de sleutelbloem, voedsel bieden aan insecten. Bijen, hommels, mieren en vlinders maar ook vogels eten ervan en verspreiden het stuifmeel of de zaden. Sommige soorten zijn ook voor de mens eetbaar. Zevenblad kan als salade of in een stamppot worden verwerkt, van de armbloemige look kan bol, blad en bloem gebruikt worden (het smaakt een beetje zoals bieslook) en van het blad van daslook kan een prima pesto gemaakt worden. Ter waarschuwing: plukken mag, mits het een portie voor eigen gebruik betreft!
De wandeling voerde ons onder andere langs voorjaarshelmbloem, scilla (ook wel bekend als sneeuwroem of sterhyacint), holwortel, sleutelbloemen en kievitsbloemen, opvallend veel narcissen, natuurlijk bosanemonen en nog vrij weinig wilde hyacinten. Aangezien niet alles tegelijk in bloei staat moeten we nog eens terug naar Oud-Poelgeest om de hondstand in bloei te zien, naar de Leidse Hout om de geuren van het daslook te ervaren en naar het Heempark om te gaan genieten van de vrij zeldzame gulden boterbloem. Om de nog zeldzamere bostulp te zien verwijzen we u naar het Singelpark. Aan de buitenranden van Mare- en Rijnsburgersingel zijn er honderden aangeplant. Deze bol slaat wel eens wat jaren over wat bloei betreft, maar begin april zijn er wel opnieuw bloeiende exemplaren waargenomen.